Sneller energie-infrastructuur realiseren
Het ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) zet op meerdere terreinen in om de toekomstige energievoorziening te waarborgen en te verduurzamen. De enorme druk(te) op het elektriciteitsnet, oftewel netcongestie, belemmert de energietransitie om projecten zo snel als mogelijk te realiseren, kijkt de Rijksoverheid naar maatregelen om projecten te kunnen versnellen.
Hoe zorgen we ervoor dat bedrijven en huishoudens voldoende stroom hebben om te elektrificeren? En hoe zorgen we ervoor dat alle duurzame energie die we opwekken hen ook bereikt? In sommige gevallen wordt de aanleg van infrastructuur vertraagd door wet- en regelgeving. De directie Realisatie energietransitie van het ministerie van KGG onderzoekt op welke wijze de regelgeving ruimte laat voor versnelling. Anders kunnen er wellicht regels worden aangepast. “Als we kijken naar de energie-infrastructuurprojecten en de urgentie hiervan kan regelgeving efficiënter en effectiever worden gemaakt”, zegt Bram Cruijsen, beleidsmedewerker KGG. “Om de voortgang van de transitie te vergroten, willen we zo min mogelijk drempels. In ons team zitten veel juristen, onder meer gespecialiseerd in het omgevingsrecht. Bovendien werken we nauw samen met andere beleidsdirecties en met onze stakeholders.”
Juridische drempels
Juridische drempels kunnen diverse vormen hebben. Bijvoorbeeld stikstof of lange beroeps- en bezwaarprocedures. Cruijsen: “Ik wil benadrukken dat zorgvuldige besluitvorming bovenaan staat. Het gaat erom dat de energietransitie sneller, maar ook op een zorgvuldige en gedragen manier plaatsvindt. Hoewel vrijwel iedereen het belang van de energietransitie inziet en ook de urgentie rondom de benodigde energie-infrastructuur, is wrijving nooit helemaal te vermijden. We willen allemaal stroom, maar liever geen hoogspanningsmast voor de deur.”
Maatregelen om tijd te winnen
Welke opties heeft het ministerie? Cruijsen: “In 2022 heeft de Rijksuniversiteit Groningen onderzoek gedaan naar de uitdagingen bij het realiseren van grote energie-infrastructuurprojecten. Wat zouden we kunnen aanpassen op juridisch vlak, om de energietransitie te versnellen zonder afbreuk te doen aan de zorgvuldigheid? Eén van de maatregelen is een verkorte procedure voor elektriciteitsprojecten met zwaarwegende maatschappelijke belangen. Door middel van een Algemene Maatregel van Bestuur is een substantiële versnelling van zo’n anderhalf jaar mogelijk. Dit, doordat de bezwaar-en beroeps-procedure wordt ingekort en zaken direct naar de Raad van State gaan.”
Cruijsen schetst nog een ander voorbeeld. ”Stel dat een netbeheerder een lijnverbinding wil realiseren over een langer traject, via kabels of masten. Dan moet bijvoorbeeld onderzoek worden gedaan naar de bodemgesteldheid. Dan krijgt zo’n netbeheerder met misschien wel tientallen landeigenaren te maken. Als één van hen bezwaar maakt tegen het betreden van zijn land, moet op grond van de Omgevingswet een zogeheten gedoogplichtbeschikking worden aangevraagd bij de minister van Infrastructuur en Waterstaat. Met een bezwaar zou dit de procedure wel anderhalf jaar kunnen vertragen. Het voorstel is om dit terug te draaien zoals vóór de Omgevingswet was geregeld met een melding 48 uur van tevoren. Dit voorstel is inoktober 2024 in internetconsultatie gegaan."
Versnellen en minder vertragen
“Met ons team wordt gewerkt aan de implementatie van een pakket aan versnellingsmaatregelen”, zegt Bram Cruijsen. “Dit ziet niet alleen op elektriciteits infrastructuur, maar ook op grootschalige energieprojecten en waterstofgas. Zo is er een set optimalisaties voor de project procedure waarmee het Rijk nationale energie-infrastructuur realiseert.” Snelheid wordt ook gewonnen door het faciliteren van gemeenten en provincies. Via de Expertpool MIEK-PEH worden expertise en capaciteit beschikbaar gesteld. Een voorbeeld is de regio Moerdijk, een knooppunt voor energie-intensieve industrie. De pool ondersteunt Moerdijk, Geertruidenberg en Drimmelen met het inzichtelijk maken van de effecten van de MIEK-projecten die op hen afkomen. Zo komen de gemeenten beter in positie om hun rol in de ruimtelijke opgaven volwaardig op te pakken.